Historische context
De door Herodotus beschreven conflicten tussen Grieken en Perzen spelen zich vooral af aan het begin van de vijfde eeuw v. Chr. In de voorgaande eeuwen hebben de Grieken op het vasteland en op de westkust van Klein-Azië zich georganiseerd in poleis. Een polis is een klein gebied waarvan de inwoners zich als autonoom beschouwen. Oorspronkelijk vond het bestuur van een dergelijke polis meestal plaats in een raad van aristocraten, afkomstig uit de rijkste en belangrijkste families. Soms syllabus Griekse taal en literatuur vwo centraal examen 2016 10 werd zo'n raad geflankeerd door een vergadering van alle vrije mannelijke burgers. Vanaf de achtste eeuw v. Chr. stichten de Grieken kolonies, vanwege toename van de bevolking. Deze kolonies worden vooral op de kusten van de Middellandse Zee en de Zwarte Zee gesticht. Door de kolonisatie neemt de handel toe, waardoor binnen de poleis sociale spanningen ontstaan. De aristocraten worden rijker en machtiger, de handarbeiders worden economisch steeds afhankelijker van de aristocraten. Ook tussen de poleis onderling ontstaan spanningen. In de loop van de zevende en zesde eeuw v. Chr. grijpen tirannen (alleenheersers), vaak via een militaire staatsgreep, in verschillende poleis de macht. Zij weten een tijd lang het volk aan zich te binden, door landverdeling, economische politiek en het instellen van culten en festivals, maar verliezen toch hun populariteit en worden uiteindelijk verdreven. In de zesde eeuw v.Chr. komen de Perzen onder leiding van Cyrus in opstand tegen de Meden en nemen de macht van hen over. De Griekse poleis in Klein-Azië vallen vanaf 546 v. Chr. onder het bestuur van de Perzische vorst Cyrus, die zijn macht wenst uit te breiden naar het westen. De Perzen benoemen tirannen in deze poleis om ze onder de duim te houden. Cyrus’ zoon Cambyses (529-522 v. Chr.) verovert Egypte en andere delen van Noord-Afrika. Diens opvolger Darius (522-486 v. Chr.) versterkt zijn greep op het rijk, en krijgt mede daardoor te maken met een opstand van de Griekse steden in Klein-Azië tegen zijn bewind, de Ionische opstand (499- 494 v. Chr.), waarbij de Ioniërs steun krijgen van Athene en Eretria. Deze steun vormt voor Darius en zijn zoon en opvolger Xerxes een goede aanleiding om Griekenland aan te vallen en in te lijven bij het Perzische rijk. Tijdens de eerste expeditie (492 v. Chr.) veroveren de Perzen Macedonië; de Perzische vloot lijdt schipbreuk bij het Athosgebergte. De tweede expeditie (490 v. Chr.) loopt uit op een Atheense overwinning in de slag bij Marathon. In de derde expeditie (480-479 v. Chr.) wordt Xerxes, na een overwinning op de Spartanen bij Thermopylae, door de Grieken ter zee verslagen in de slag bij Salamis (480 v. Chr.); hij keert dan zelf terug naar Perzië, maar laat een landleger achter onder leiding van Mardonius, dat in 479 v. Chr. door de Grieken wordt verslagen bij Plataeae. De Grieken heroveren vervolgens de eilanden in de Egeïsche Zee en bevrijden de Griekse steden in Klein-Azië.