Betekenis van het schild binnen de Ilias
Om na de verkenning van de inhoud van het schild eindelijk op die vraag te kunnen antwoorden, moeten we misschien even kijken welke plaats het schild in de Ilias inneemt. Waar staat het schild?
In zang zestien sneuvelt Patroklos door de hand van Hektor, in zang achttien krijgt Achilles zijn nieuwe wapenrusting waarvan dat schitterend schild een onderdeel is, zang negentien vertelt over de verzoening tussen Achilles en Agamemnon, in zang tweeëntwintig doodt Achilles zijn vijand Trektor.
Binnen de evolutie van de wrok – het centrale thema van het epos – en binnen het kader van de oorlog om Troje komt de schildpassage op een cruciaal moment in de Ilias: net vóór de dood van Hektor (en op termijn ook die van Achilles). Het poëtisch hoogtepunt van de Ilias kan dus niet zomaar een intermezzo of een entertainment zijn. Het brengt wel rust in de opeenvolging van gebeurtenissen, een lange rust waarin de toehoorder of lezer even op adem kan komen. Maar het is vooral een betekenisvolle stilte voor de grote storm.
Meer dan de vijand angst aanjagen en op de vlucht drijven, zoals het schild van Agamemnon bij Homeros, het schild van Herakles bij de Pseudo Hesiodos of dat van Achilles bij Euripides, veel meer dan dat wil Homeros Achilles en dus ook de toehoorder en lezer doen nadenken. Het schild toont in het klein wat de wereld van het epos in het groot toont : de makrokosmos van de homerische helden weerspiegelt zich in de microkosmos van het schild. In de veelal rustige taferelen van het schild laat zich de geweldige drang voelen die de epische handeling voortstuwt. Die epische handeling is een handelen van mensen die met en tegen elkaar werken.
In het hart van het grote gebeuren rond Troje staan mensen die ook elkaars tegenpolen zijn. Maar in dat levendige en levensgevaarlijke spel van tegengestelde krachten ligt er ondanks alles een eeuwige harmonie, een grote orde die zichtbaar wordt gemaakt in de taferelen van dat schild. Zo is het leven en zo zal het leven zijn over alle tegenstellingen heen.
In de Ilias is er jong en oud (Achilles/Patroklos versus Foinix/Nestor), zijn er goden en mensen, contrasteert raad met daad (Agamemnon versus Achilles), brains met biceps (Nestor en Odysseus versus Diomedes en Achilles), is er de wereld van de vrouw en die van de man (Andromache die het geluk betracht voor haar kind, Hektor die zijn rol als bevelhebber moet vervullen), in de Ilias is er ernst en lach, ook bij de goden (de ruzie tussen Hera en Zeus wordt bekoeld met de nectar die Hefaistos uitschenkt).
Al die tegenstellingen en vele andere nog – niet in het minst de tegenstelling tussen Agamemnon en Achilles en tussen Achaiërs en Trojanen – vinden hun plaats binnen een grote orde die de dichter laat aanvoelen in de rust van het schild: zo werkt de wereld, zo is het leven. Geen betovering en magie gaan uit van het schild van Achilles, maar het geeft een beeld van het leven en wereld.
In zang zestien sneuvelt Patroklos door de hand van Hektor, in zang achttien krijgt Achilles zijn nieuwe wapenrusting waarvan dat schitterend schild een onderdeel is, zang negentien vertelt over de verzoening tussen Achilles en Agamemnon, in zang tweeëntwintig doodt Achilles zijn vijand Trektor.
Binnen de evolutie van de wrok – het centrale thema van het epos – en binnen het kader van de oorlog om Troje komt de schildpassage op een cruciaal moment in de Ilias: net vóór de dood van Hektor (en op termijn ook die van Achilles). Het poëtisch hoogtepunt van de Ilias kan dus niet zomaar een intermezzo of een entertainment zijn. Het brengt wel rust in de opeenvolging van gebeurtenissen, een lange rust waarin de toehoorder of lezer even op adem kan komen. Maar het is vooral een betekenisvolle stilte voor de grote storm.
Meer dan de vijand angst aanjagen en op de vlucht drijven, zoals het schild van Agamemnon bij Homeros, het schild van Herakles bij de Pseudo Hesiodos of dat van Achilles bij Euripides, veel meer dan dat wil Homeros Achilles en dus ook de toehoorder en lezer doen nadenken. Het schild toont in het klein wat de wereld van het epos in het groot toont : de makrokosmos van de homerische helden weerspiegelt zich in de microkosmos van het schild. In de veelal rustige taferelen van het schild laat zich de geweldige drang voelen die de epische handeling voortstuwt. Die epische handeling is een handelen van mensen die met en tegen elkaar werken.
In het hart van het grote gebeuren rond Troje staan mensen die ook elkaars tegenpolen zijn. Maar in dat levendige en levensgevaarlijke spel van tegengestelde krachten ligt er ondanks alles een eeuwige harmonie, een grote orde die zichtbaar wordt gemaakt in de taferelen van dat schild. Zo is het leven en zo zal het leven zijn over alle tegenstellingen heen.
In de Ilias is er jong en oud (Achilles/Patroklos versus Foinix/Nestor), zijn er goden en mensen, contrasteert raad met daad (Agamemnon versus Achilles), brains met biceps (Nestor en Odysseus versus Diomedes en Achilles), is er de wereld van de vrouw en die van de man (Andromache die het geluk betracht voor haar kind, Hektor die zijn rol als bevelhebber moet vervullen), in de Ilias is er ernst en lach, ook bij de goden (de ruzie tussen Hera en Zeus wordt bekoeld met de nectar die Hefaistos uitschenkt).
Al die tegenstellingen en vele andere nog – niet in het minst de tegenstelling tussen Agamemnon en Achilles en tussen Achaiërs en Trojanen – vinden hun plaats binnen een grote orde die de dichter laat aanvoelen in de rust van het schild: zo werkt de wereld, zo is het leven. Geen betovering en magie gaan uit van het schild van Achilles, maar het geeft een beeld van het leven en wereld.
Bronnen:
www.speeleiland.nl
www.speeleiland.nl